Voor wie willen we zorgen?

‘De zorg’, altijd al een gevoelig topic en nog extra tijdens de coronacrisis. De druk op de zorg beperken, appreciatie tonen voor zorgberoepen, de kwetsbaarsten beschermen: het stond plots allemaal in het brandpunt van het maatschappelijke discours. Dirk Holemans, Philsan Osman en Marie-Monique Franssen schreven een compact boekje over zorgethiek dat het ecofeminisme als inspiratiebron neemt. Ze pleiten voor een systeemverandering, naar een samenleving waarin zorg een centraal principe is.

 

‘Voor wie willen we zorgen’ opent met een paar zorgwekkende actuele beelden: miljoenensteden die overstromen, extreme droogte en branden die hele leefgemeenschappen bedreigen. De link is meteen duidelijk: we leven in een wereld waarin het zorgprincipe is losgelaten ten voordele van andere prioriteiten. De auteurs nemen als uitgangspunt dat we als mens deel uitmaken van een levensweb: we zijn ingebed in talloze relaties en afhankelijkheden, zowel menselijke als niet-menselijke. Onze identiteit ontstaat door een veelvoud van ontmoetingen en interacties. Die samenhang en de natuur als actor negeren heeft onvermijdelijk kwalijke gevolgen.

Het ecofeminisme biedt een vruchtbaar analysekader voor een alternatief. Ontstaan in de jaren ‘80 van de vorige eeuw vanuit het milieu-activisme van feministische collectieven stelt het de dominante zienswijzen van de westerse samenlevingen in vraag. Het legt parallellen bloot tussen de manier waarop de moderne samenleving met de aarde omgaat en de manier waarop ze iedereen behandelt die niet voldoet aan de standaard van de witte man. Het ecofeminisme situeert zich op het kruispunt van de vernietiging van de natuur en de sociale onderdrukking van vrouwen en mensen van kleur. Beide vinden hun oorsprong in dezelfde ideologieën.

Carolyn Merchant, één van de eerste ecofeministische denkers, beschrijft hoe sinds de Verlichting en de ontwikkeling van de moderne wetenschap de machine een dominant onderliggend denkbeeld wordt. Zowel de natuur, de samenleving als de mens worden in termen van de machine bekeken: ze kunnen naar believen worden bestudeerd en geanalyseerd als een stel onderdelen die aanpasbaar en beheersbaar zijn. De natuur wordt beschouwd als een verzameling passieve bestanddelen die zich wetmatig en voorspelbaar gedragen en waarvan de wetenschap de regels kan achterhalen. Deze visie is nog altijd dominant: maar al te vaak wordt bijvoorbeeld de klimaatproblematiek benaderd als een kwestie van ingrijpen in de machine, via innovaties en technologie de thermostaat weer op orde krijgen. Daarbij wordt niet in vraag gesteld hoe we tot deze situatie zijn gekomen.

Val Plumwood identificeert een ander kenmerk van het heersende narratief, namelijk een hiërarchisch geordend dualiteitsdenken. Ze noemt dit het denken in termen van meester en slaaf. De ene mens – wit, mannelijk, westers, goed opgeleid – wordt gezien als superieur aan de andere – vrouwelijk, van kleur, laagopgeleid. De mens stelt zich boven al het andere leven. Wetenschap en kennis staan hoger aangeschreven dan zorg en solidariteit. Plumwood ziet niet zozeer de mannelijke identiteit als problematisch, maar de manier waarop het binaire denken in termen van meer- en minderwaardig in de cultuur geïnstalleerd is geraakt en van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Zorg, de natuur en het vrouwelijke worden met elkaar geassocieerd en situeren zich alledrie aan de minderwaardige pool. Samen vormen ze een achtergrond, een soort decor waartegen zich het echte leven – het ‘echte werk’ van mannen en het economische leven dat uit te drukken valt in een bnp-cijfer – afspeelt. Het ecofeminisme stelt die visie in vraag en pleit voor een culturele omslag. Daarbij is ‘intersectionaliteit’ een belangrijk begrip: de milieuproblematiek kan niet los worden gezien van andere kwesties zoals genderongelijkheid, sociale ongelijkheid en ongelijkheid op basis van huidskleur. Overlappende identiteiten bepalen hoe zorg of gebrek aan zorg wordt ervaren en intersectionaliteit kan helpen om vanuit zo veel mogelijk invalshoeken een bredere kijk op zorg te ontwikkelen.

De auteurs noemen onze samenleving onomwonden ‘zorgvijandig’. Ze is gebaseerd op roofkapitalisme dat de natuur benadert in termen van extractie en winst en zorg ondergeschikt heeft gemaakt aan marktprincipes en verdienmodellen. Covid toonde dat nog maar een keer heel pijnlijk aan. Eigendomsrechten bleken belangrijker dan mensenrechten: er kwam geen opheffing van patenten om het globale Zuiden van vaccins te voorzien.

‘Voor wie willen we zorgen’ reikt behalve de ecofeministische insteek nog een hele reeks visies aan die kunnen bijdragen tot een paradigmawissel en een andere inbedding van zorg in de samenleving: van het denken in termen van 7 generaties van inheemse volken, de ontdekkingen van bosecologe Suzanne Simard over zorgrelaties in de natuur en de verbindende en spirituele benadering van Joanna Macy tot de donuteconomie van Kate Raworth, de economie van het genoeg van Jason Hickel en het activistische werk voor voedselsouvereiniteit van Vandana Shiva.

Tot slot wordt aangegeven dat we er goed aan doen zorg veel ruimer op te vatten dan we traditioneel gewend zijn. Joan Tronto, Amerikaans politicoloog en wegbereider inzake een nieuwe zorgethiek definieert zorg als alles wat we doen om onze wereld te onderhouden, voort te laten duren en te herstellen, zodat we er zo goed mogelijk in kunnen leven. Zorg dus ook als een politiek concept dat onderwerp is van een participatief, democratisch debat. De auteurs hebben het over een ‘zorgdemocratie’ waarin wordt bekeken hoe het concrete werk en de verantwoordelijkheid voor zorg wordt verdeeld op een faire, rechtvaardige manier, waarbij niet automatisch wordt uitgegaan van zorg als primair vrouwelijk.

‘Voor wie willen we zorgen’ levert in kort bestek – amper 100 bladzijden in klein formaat – veel denkstof. Gezien het thema en de ecofeministische insteek is het wel zo fijn dat diverse auteurs – één man en twee vrouwen, waaronder een vrouw van kleur – bijdroegen. Een puntje van kritiek: de auteurs hebben het herhaaldelijk over ‘ras’, zonder enige kanttekening dat intussen vrij algemeen wordt aangenomen dat er niet zoiets als een biologische of genetische onderbouwing voor rassen kan worden gevonden. Misschien was ‘kleur’ of ‘huidskleur’ als keuze neutraler geweest? Of zijn we dan weer te woke?

One thought on “Voor wie willen we zorgen?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.