1. DE KRAAMKAMER
Als een verzameling tere antennes staan ze rond een moederboom gegroepeerd, deze jonge zaailingen van esdoorn. Zoiets als een kraamkamer met een heleboel miniscule baby’s in transparante bedjes, voor zover dat beeld in de huidige kraamklinieken nog bestaat. Het verschil: in deze natuurlijke kraamkamer gaan de meeste niet uitgroeien tot een volwassen exemplaar. Eigenlijk bevinden ze zich tegelijk ook in de wachtkamer, want de omstandigheden voor verdere groei zijn hier voorlopig niet aanwezig. Er is onvoldoende ruimte en licht beschikbaar. Wat wel kan: een plotse, onverwachte verandering. Een oudere boom die omvalt bijvoorbeeld, waardoor in één klap de hemel openscheurt in overdadig licht en de zaailingen de openvallende ruimte in een groeispurt kunnen proberen innemen. Ook in dat geval zal er maar een enkeling daarin slagen. Intussen blijft het mooi om naar te kijken, de gulle overdaad in een bos dat naar lente beweegt.
2. GRILLIGE STAMMEN
Je kent vast de beelden van lipschotels waarmee bij sommige volken de onderlip of bovenlip onwaarschijnlijk sterk wordt opgerekt, of de stapel ringen waarmee een hals langzaam langer wordt gemaakt. Meestal gaan zulke gebruiken om schoonheidsidealen, maar welke de functie ook is, een lichaam kan dus tot op zekere hoogte in een bepaalde vorm worden gedwongen. Ook bomen hebben lichamen die door omstandigheden kunnen vervormen of littekens krijgen. Deze stammen, die in elkaars buurt staan, hebben allemaal de impact van kamperfoelie ondergaan. Je ziet striemen en opvallende torsies. Waar de kamperfoelie de stam sterk heeft afgekneld, zijn verdikkingen ontstaan. Dat geeft grillige, wonderlijke vormen.
3. SCHORSHUID, BOOMVEL
De schorslaag van bomen bestaat uit dode cellen en wordt ook wel kurk genoemd. De celwanden zijn ondoorlaatbaar, waardoor de boom beschermd wordt tegen invloeden van buitenaf, zoals beschadiging en uitdroging. Schors bestaat onder andere uit cellulose en lignine en bevat tannines (looizuur), wat hongerige insecten niet lekker vinden. Heel wat bomen barsten uit hun schors naarmate ze dikker worden omdat deze niet mee kan groeien. Sommige laten daarbij plakken of repen schors vallen. Bij andere bomen is de schors dan weer dun en eerder elastisch en barst ze nauwelijks, maar is ze wel gevoeliger voor zonlicht. Bewoners allerhande – van mos en algen tot klimop – deren de schors niet. Zwammen zijn meestal geen goed teken: ze groeien op dode bomen of wijzen bij een nog levende boom op verzwakking of op plaatselijk dood hout. Bij beschadiging maakt schors net als mensenhuid van binnenuit littekens, maar het proces is verschillend: bij mensen heelt de wonde, terwijl bij bomen het littekenweefsel over de wonde heen groeit. Kijk je naar een reeks detailfoto’s van schors, dan denk je misschien vanzelf aan een reeks close-ups van mensen in alle vormen en kleuren, met de gladde huid van kinderen tot de diepe groeven van een honderdjarige.
Zin om meegenomen te worden in bosverhalen? Kijk in de kalender en kom Villa VanZelf-wandelen.