Voor het eerst is een publicatie van Vandana Shiva, de Indische onderzoekster en milieu-activiste, in het Nederlands vertaald. Shiva staat bekend om decennia van strijd voor duurzame voedselvoorziening, het behoud en herstel van zaaddiversiteit en de strijd tegen de reuzen van de agro-industrie.
Uitgangspunt van ‘Wie de wereld nu echt voedt’ is het feit dat ons voedsel gereduceerd is tot een handelsproduct dat voer is voor speculatie en woekerwinsten. Landbouw en voeding zijn een slagveld geworden waarop een strijd wordt uitgevochten tussen twee visies: een industriële visie en een ecologische visie. De industriële visie heeft haar wortels in oorlog en overheersing. Voor wie het nog niet wist: bedrijven die chemicaliën produceerden die voor oorlogsvoering waren gebruikt moesten zich na 1945 heroriënteren en gingen zich dan maar toeleggen op kunstmest en pesticiden voor de landbouw. In deze visie wordt de natuur overheerst, is zij dode materie die naar believen kan worden gebruikt, bewerkt en zelfs volgens de behoeften van de mens genetisch gemanipuleerd. Landbouwers die van generatie op generatie kennis over de aarde, zaden en gewassen hebben overgeleverd worden beschouwd als dom en primitief en moeten de industriële visie overnemen of verdwijnen. De industriële landbouw functioneert op fossiele brandstoffen, monoculturen en schaalvergroting.
Daar tegenover staat de duurzame landbouw die kleinschaliger is en ingebed in een lokale gemeenschap en de aarde respecteert als een levend organisme. Deze visie berust op wetten van wederkerigheid: voedingsstoffen worden teruggegeven aan de bodem in plaats van dat deze wordt uitgeput, de kringloop van zaad tot gewas en weer zaad wordt intact gehouden en boeren krijgen een eerlijke verloning voor hun werk.
De industriële landbouw maakt er aanspraak op dat zij de enige is die de wereldbevolking kan voeden en dat meststoffen, pesticiden en ggo’s noodzakelijk zijn, maar volgens Vandana Shiva is dat niet het geval. In werkelijkheid is maar 30% van het voedsel dat we eten afkomstig van grootschalige industriële landbouwbedrijven. De andere 70% komt van kleinere boeren die bescheiden lapjes grond bewerken. In een aantal verhelderende hoofdstukken licht de auteur met veel feitenmateriaal, cijfers en voorbeelden toe wat de wereld nu echt voedt: dat blijken onder meer een levende bodem, bijen en vlinders, biodiversiteit, de vrijheid van het zaad, lokalisatie en kleinschalige landbouwers te zijn, terwijl meststoffen en verdelgingsmiddelen, giftige monoculturen, zaaddictaturen en globalisering allerlei nefaste neveneffecten hebben die niet in het plaatje worden opgenomen.
In een laatste hoofdstuk krijg je als lezer een aantal transities aangereikt die voor een ommekeer kunnen zorgen: bijvoorbeeld van zaad als het intellectuele eigendom van bedrijven naar zaad als gemeenschappelijk eigendom, van mechanische en reductionistische wetenschap naar een agro-ecologische wetenschap gericht op relaties en verbondenheid, … Allemaal mooi natuurlijk, maar de realiteit blijft er voorlopig helaas één waarbij chemiereuzen processen winnen tegen landbouwers wanneer hun akkers met genetisch gemanipuleerde gewassen worden besmet in plaats van omgekeerd, waarbij in sommige landen boeren massaal zelfmoord plegen omdat ze door multinationals van hun grond en bestaansmiddelen worden beroofd, waarbij voedsel duizenden kilometers aflegt terwijl het net zo goed lokaal kan worden betrokken en waarbij sommige gewassen voornamelijk dieren voeden bestemd voor de op hol geslagen westerse vleesconsumptie, terwijl elders hongersnood heerst.
‘Wie de wereld nu echt voedt’ stelt de zaken scherp, Vandana Shiva neemt nergens een blad voor de mond en dat levert lectuur op die informatief zij het niet altijd prettig is. Bij mij blijft dan wel altijd de vraag achter: wat kan ik ermee? Geen vlees eten, lokale landbouw steunen, écht voedsel eten in plaats van de pakjes, zakjes en potjes van Danone, Nestlé en Unilever, zelf een moestuin onderhouden? En is dat genoeg? Ik heb er eerlijk gezegd geen antwoord op.