Op blote voeten naar de notaris

Wanneer Lieve Galle begint te vertellen kan ze uren doorgaan zonder dat je je een seconde verveelt. Met de vraag ‘Wie ben je?’ heeft ze weinig moeite. Ze is herboriste, wildplukexpert en lesgeefster. Haar missie: de collectieve plantenblindheid waar we aan lijden in de westerse wereld weer omzetten in collectieve plantenwijsheid, op een duurzame en veilige manier, met een meerwaarde voor de natuur. Verder is ze - ook heel belangrijk - moeder en partner.

Wat bedoel je precies met die meerwaarde voor de natuur?

Ik kan dat met een eenvoudig voorbeeld illustreren. Er staan hier elk jaar hele grote speerdistels waarvan ik sap maak wanneer ze in bloei komen. Doorgaans maken ze tussen de drie en de vijf bloeistengels aan, ik neem die op het juiste moment eruit, waardoor ze daarna negen of twaalf bloeistengels maken. Daardoor kunnen meer bijen zich voeden en de plant kan zich beter uitzaaien. Daar gaat het voor mij om: oogsten op een correcte manier, met respect voor de plant en respect voor alle organismen die ervan afhankelijk zijn. Dus niet alleen zo weinig mogelijk schade toebrengen, maar effectief een meerwaarde creëren.

Menselijk ingrijpen wordt vaak in verband gebracht met schade en profitariaat en ik kan niet ontkennen dat dat voor een deel klopt, maar ik vind het ook jammer dat dat narratief zo sterk is. Ken je het werk van Robin Wall Kimmerer? (nota: de auteur van ‘Een vlecht van heilig gras’). Zij zegt dat het beste wat we nog aspireren is onze ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te maken, terwijl we er net naar zouden moeten streven om  onze positieve ecologische voetafdruk zo groot mogelijk te maken.

Mensen aarzelen vaak en zien wildplukken als roven uit de natuur, maar bijvoorbeeld een brandnetel is een vaste plant die geen extra mest en zorg nodig heeft, je kan zo veel oogsten als je wil, die zal altijd terugkomen en is klimaatneutraal. Vergelijk dat maar eens met een hele akker spinazie, een eenjarige monocultuur waarvoor elk jaar moet worden geploegd en bemest. Dat is een denkoefening die we nog veel te weinig maken.

Wanneer ik met jonge mensen praat hoor ik het ook vaak: de mens is de kanker van de planeet. Ik denk dat we de morele plicht hebben om hoopvol te blijven en door te gaan en we dat alleen kunnen als we dat andere verhaal ook blijven vertellen. Het is ok om te rouwen, maar we mogen niet zomaar de toekomst van de planeet opgeven. Wanneer je ervan uitgaat dat de mens sowieso de verstoorder is, ontwikkel je een levensgroot schuldgevoel. Dat werkt heel verlammend. Ik vind het prachtig om te zien hoeveel jonge mensen allerlei dingen ondernemen. De voorbije weken had ik contact met een bio-ingenieur die onderzoek doet over wildplukken, een Italiaanse vrouw die een documentaire maakt over het doorgeven van kennis over geneeskrachtige kruiden in Europa, en LUCA-studenten die bezig zijn met het aanleggen van fruitstraten in Gent. Wanneer ik daarover hoor, denk ik: ja, er is nog toekomst.

Waar komt jouw passie voor planten vandaan?

Ik was een echt Gents stadskind, maar aan moederskant had ik een grootvader met hele groene vingers en een grote tuin. En mijn papa was een boerenzoon die ook erg door planten en door verhalen behept was. Zelf hadden we een typische lange ommuurde rijtjeshuistuin. Toen ik in de lagere school zat, deed mijn papa een experiment om rijst te telen in een serretje dat hij van recupmateriaal gebouwd had. Nu zou dat supercool zijn, maar toen was het gewoon wacko. Ik heb nog altijd schriftjes van hem waarin hij opschreef: die dag, zoveel millimeter gegroeid. Hilarisch eigenlijk, maar hij heeft die liefde wel meegegeven. We hadden ook twee konijntjes en ik heb vaak gefascineerd op mijn buik liggen toekijken wat ze aten en wat niet.

Mijn puberteit was moeilijk en later in hoger onderwijs vond ik mijn weg niet. Ik studeerde eerst een jaar pedagogische wetenschappen en daarna maatschappelijk werk, maar toen ik stage moest doen voelde ik: nee, dit is het niet. Er ontbrak iets, iets over onze plaats in de wereld. Ik ben toen gestopt met mijn studie en wanneer ik naar die periode terugkijk, denk ik dat het nu een burn-out zou genoemd worden. Toen heb ik iets gedaan waar ik nog altijd blij om ben: ik heb anderhalf jaar de tijd genomen om uit te zoeken wat ik wou. Ik ging veel de natuur in en na een tijd begonnen mensen aan me te trekken: ik moest een opleiding volgen, een job zoeken, desnoods medicatie nemen. Maar ik dacht: nee, ik wil hier echt doorheen tot ik de bodem bereikt heb en dan wil ik er op eigen kracht terug uit krabbelen. Het is geëindigd toen ik een flyertje vond over de opleiding herborist. Toen dacht ik: ja, dit is wat ik ga doen. Ik had al wel wat basiskennis over planten, maar er ging toch een nieuwe wereld voor mij open, ik vond het fantastisch. Sindsdien heb ik niet meer omgekeken. Ik ben nu 45 en zie velen rond mij zich de vraag stellen ‘Is dit het nu?’, maar ik heb die periode gehad toen ik jong was en heb er geen last meer van. Omdat ik weet hoe moeilijk het was, stel ik mensen nooit de vraag wat voor job ze doen. Ik vraag waar ze zoal mee bezig zijn en waar hun interesses naar uitgaan, want er zijn heel wat mensen die een tijdje werkloos zijn of in een burn-out zitten en dan is die vraag heel vervelend.

Intussen weet ik wel wat mijn plaats in de wereld is en dat geeft een ongelooflijk sterke basis, wat er ook gebeurt. Mijn beide ouders zijn gestorven, er gebeurt vanalles in een mensenleven, maar ik ervaar een soort basisgeluk over zijn in de wereld. Wat niet wil zeggen dat ik de hele tijd met een brede glimlach rondloop. Wanneer ik in mijn tuin werk of aan het wildplukken ben, ervaar ik die symbiose, maar daarnaast is er natuurlijk gewoon de wereld. Ik ben geen kluizenares en wil dat ook niet zijn. Het is een constante evenwichtsoefening.

Wat springt er voor jou uit vanaf je opleiding tot herborist, wat was een piekmoment?

Dat was in 2007, ik was nog maar 5 jaar bezig als herboriste en had al wel wat ervaring, maar niet zoals nu. Het kruidenlandschap was heel anders, er waren nauwelijks Nederlandstalige boeken en het was ook nog het begin van internet. Ik had een enorme honger om bij te leren en miste community. Ik vond die wel op een Amerikaans kruidenforum, daar zaten ook mensen uit Nederland en Duitsland op, en een Lakota-vrouw die regelmatig naar Nederland kwam om les te geven. Ik ging naar haar cursussen en wij hadden best wel een fijne klik. De Nederlandse deelnemers, een stuk assertiever dan de Belgen, zeiden geregeld tegen haar: zeg, wij zouden ook wel graag bij jou thuis komen om te zien hoe jij leeft en bij jou in de leer te komen. Zij reageerde daar een beetje geschokt op en zei: ‘Zo werkt het niet, je kan jezelf niet zomaar uitnodigen, in onze cultuur wacht je tot je uitgenodigd wordt’. Toen wees ze naar mij en zei: ‘Jij, we willen dat jij naar ons toe komt.’ Ik wist niet wat me overkwam. Om de twee jaar hielden ze een vrouwenbijeenkomst voor meisjes vanaf de eerste menstruatie tot de moeders en de grootmoeders waarbij kennis werd doorgegeven over alles wat vrouwen aangaat. Ze zei dat ze graag wilde dat ik iets kwam vertellen over kruiden die zij ook hebben op het Noord-Amerikaanse continent en die in Europa als vrouwenkruid gebruikt worden. Ze konden mij logement geven, maar verder werkten ze alleen met vrijwilligers. Ik had nog nooit gevlogen en had geen geld om het ticket te betalen, maar zij zei: ‘Don’t worry, the money will come’. En inderdaad, ik zie me nog met trillende hand bij die betaalterminal staan, ik had nog nooit zo veel geld in één keer uitgegeven als voor dat ticket.

Dus ik vertrok naar Amerika, de bijeenkomst vond plaats in het Noorden tegen de grens met Canada, de dichtste stad was Buffalo. Het was niet louter een Lakota-bijeenkomst, er waren ook inheemse mensen uit andere landen, deelneemsters reisden echt van ver om erbij te zijn. Allemaal mensen uit subculturen, maar met één rode draad: een holistische levensvisie en wereldbeeld. Ik denk dat ik veel meer van hen heb bijgeleerd dan zij van mij. Ik heb onder andere heel veel gepraat met de Lakota-grootmoeder bij wie ik verbleef. Haar houding was: ik ben me ervan bewust dat mijn huis hier staat en dat we dit land hebben afgepakt van de dieren en planten die er al woonden. Zij kunnen er nu niet meer zijn omdat ik hier ben. Wat ze altijd deed was spirit food buiten zetten en van bessen en granen koekjes bakken voor de kraaien. Er was een grote kraaienkolonie die er wellicht ook al was voor zij er woonde en ze zorgde daarvoor als een soort van goedmaking. Ze had een heel persoonlijke band met die vogels. Op een gegeven moment waren we wat verderop in het veld en de kraaien kwamen ons echt waarschuwen dat het ging onweren en dat we op tijd naar huis moesten gaan. Toen dacht ik: ‘Wow, zo’n nauwe band met wilde dieren heeft niemand bij ons’. Die reis was een levensveranderende ervaring en heel belangrijk voor mijn werk. Ik ben nooit meer teruggegaan, twee jaar later was ik moeder van een tweeling en had ik mijn handen meer dan vol. Intussen is die Lakota-grootmoeder ook overleden. Haar filosofie is nog altijd wel een stukje aanwezig in mijn werk. Die reis heeft mij ook het vertrouwen gegeven om voltijds met kruiden bezig te zijn. Tot dan toe had ik een halftijdse job in een biowinkel en werkte ik als herboriste in bijberoep. Toen ik terugkwam heb ik een maand later mijn job in de biowinkel opgegeven.

 

Is daar ook een zaadje geplant om een vrouwen-community te creëren, zoals je doet met je podcast ‘De Wilde Wieven’?

Allicht wel. Ik was daar nooit zo mee bezig, met dat vrouw zijn an sich. Ik had wel een heel feministische mama die ons veel verteld heeft over de geschiedenis van vrouwen. Ze zei bijvoorbeeld meer dan eens dat haar moeder, onze grootmoeder, een stuk van haar volwassen leven geen stemrecht heeft gehad. In België is dat er pas laat door gekomen. Ze vertelde ook dat in het begin van haar huwelijk met mijn papa ze niet haar eigen geld van hun rekening bij de bank kon halen. Ze had zijn toestemming nodig of hij moest erbij zijn. Hoe kwaad ze daarom was. Dat is nu ondenkbaar, maar ik denk dat we dat soort dingen moeten blijven vertellen, want het is nog maar een generatie geleden en wat we ervaren als een verworven recht kan snel veranderen.

Zijn bij je cursisten ook de vrouwen in de meerderheid?

Ja, tussen de 90 en 95 % zijn vrouwen, dat is bij veel wildplukkers en herboristen zo. Ik merk wel dat de mannen die komen heel gemotiveerd zijn en zich er echt in vastbijten. Wat leeftijd betreft zit er geen lijn in. Het kunnen gepensioneerde mannen zijn of twintigers. Wanneer wildplukken gegeven wordt binnen het kader van bushcraft zie je er wel veel meer mannen op af komen. Mannelijke cursisten komen vaak uit de culinaire wereld, of ze willen echt zelfvoorzienender gaan leven. Die zijn er bij de vrouwen ook, natuurlijk. Bij de eerste les vraag ik waarom ze zich hebben ingeschreven. Er zijn altijd mensen die zeggen: ‘Ik heb een kantoorjob, ik zit altijd tussen vier muren en ik wil veel meer buiten zijn, deze cursus verplicht me daartoe.’ Dat is op zich een waardevolle motivatie.

Hoe moet ik me het leven van een wildplukker voorstellen: elke dag met het mandje naar buiten?

Het hangt af van de seizoenen, nu is het seizoen volop begonnen en pluk ik al veel. In de lente zijn dat vooral wilde bladgroenten. Dan is er een seizoen van wilde bloemen, terwijl je de bladgroenten door blijft plukken zodat ze verjongen en constant nieuw mals blad maken. Daarna is er een seizoen van aromatische zaden, heel leuk om je specerijenkast aan te vullen met lokale dingen. Nog later zijn er wilde bessen, wild fruit, sleedoorn, lijsterbes, vlierbes, rozebottels, en verder noten en kastanjes. Vanaf november kan je ook wortels oogsten. Teunisbloemwortel vind ik bijvoorbeeld heel dankbaar als wintergroente. Sommige dingen laat ik helemaal verwilderen. Er is hier geen tekort aan brandnetels, maar in mijn vorige tuin vond ik dat er te weinig brandnetels waren en heb ik er zelf bijgezet. In deze tuin miste ik paardenbloemen en heb ik in het begin aan mijn cursisten gevraagd om massaal pluisbollen mee te brengen. Voor de rest heb ik ook gewoon een moestuin, dat is vooral mijn man z’n departement, en we hebben ook veel fruitboompjes en fruitstruiken. Mensen denken soms dat ik alleen maar wilde planten eet, maar een pompoen of een courgette vind ik ook superlekker. Het gaat ons nooit lukken om al onze aardappelen zelf te telen en zoiets als haver ga ik zelf niet proberen. We hoeven het niet perfect te doen, ik vind het belangrijkste om op dagelijkse basis wilde planten toe te voegen aan mijn eten. Dat kan gaan van een beetje gedroogde brandnetel aan mijn haverpap tot een volledige wilde soep, een smoothie met wild bladgroen, ijsjes die ik maak van fruit en wild blad en bloemetjes uit de tuin.

Aan mijn cursisten geef ik mee dat ze hun manier van koken niet per se hoeven te veranderen. Ben je iemand zoals ik die graag z’n eigen houmous maakt, voeg daar dan allerlei groen aan toe zoals zevenblad. Ben je iemand die elke dag z’n eigen soep maakt, blijf dat doen en voeg er wat paardenbloem, brandnetel en dovenetel aan toe. Eet je elke dag een belegd broodje, leg er dan wat vogelmuur en veldkers op. Je kan blijven doen wat je doet, maar het duurzamer maken door er iets wilds en lokaals aan toe te voegen. Het is ook gewoon fijn om de seizoenen te ervaren binnen het wildplukken. Die veldzuring of daslook die daar weer staan, ik word daar helemaal gelukkig van omdat ik weet dat ik ze heel de winter heb moeten missen en er dan echt zin in heb. Het zijn seizoenssmaken.

Soms heb ik heel drukke periodes en dan zet ik wel eens bewust momenten in mijn agenda waarop ik pluk voor verschillende dagen. Ik bewaar oogst in doosjes in de koelkast en dat is net zo handig als een voorverpakte zak spinazie opentrekken. Ik geef dat ook door aan mijn cursisten: de realiteit is dat we niet altijd tijd hebben. Niet alle wildplukkers hebben ook een tuin of leven temidden van het groen. In die gevallen kan het ook prettig zijn om pluksessies te groeperen om toch dagelijks wat in het eten te kunnen verwerken.

En wat dat mandje betreft: ja dat is echt zo, ik heb een hele collectie mandjes. Maar zelfs als professionele wildplukster ben ik niet altijd voorbereid wanneer ik aan het wandelen of fietsen ben. Ik durf dus ook wel sjaals, mutsen of jaszakken te gebruiken om oogst in te stoppen.

Hoe veilig zijn in het wild geplukte planten?

Daar komen heel veel vragen over en er zijn verschillende kanten aan. Het is een misverstand dat op het platteland alles in orde is en in de stad alles vervuild is. Gelukkig hebben we de laatste jaren al redelijk wat onderzoeksmateriaal daarover. In de stad heb je vooral roet en fijnstof. Dat kan je vrij goed afspoelen. Zware metalen zijn dan weer een ander verhaal. Op het platteland heb je heel veel gebruik van pesticiden. Dan zijn er ook nog de hondendrollen, en de vossenlintworm waarmee je om de oren wordt geslagen. Natuurlijk willen we liefst van al in een ongerept milieu wildplukken, maar er wordt vaak ook met twee maten en twee gewichten gemeten. Er zijn mensen die frambozen kweken in een voortuin langs een drukke steenweg en er geen probleem mee hebben om die te eten, maar in eenzelfde setting zouden ze nooit een paardenbloem plukken.

Ik geloof wel in de kracht van de consument: als iedereen meer biologisch koopt, heb je minder boeren die spuiten. Ik eet al dertig jaar geen dieren meer en in het begin was er niets, je kon zelfs nergens linzen en kikkererwten kopen, maar dat heb ik wel zien veranderen door de toenemende vraag naar alternatieven. Ik denk dat we zeker een stuk activistischer mogen zijn en onze stem laten horen, hoewel ik ook besef dat de macht van multinationals bijzonder groot is en ze sterk wegen op het overheidsbeleid.

Ik hoop dat mijn cursus empowerend werkt en heb dat mooi ervaren tijdens de pandemie. Ik heb toen enorm veel berichten gekregen van cursisten en ex-cursisten die me lieten weten: nu pas beseffen we hoe waardevol de kennis en het basisgevoel zijn die je cursussen ons hebben gegeven.

Merk je als wildplukker de effecten van klimaatverandering?

Zeker, het is heel ontstellend om te zien hoe snel de veranderingen gaan, en hoeveel mensen toch nog sterk ontkennen. Bijvoorbeeld berkensap oogsten, dat kan nu al in februari, terwijl maart normaal is. Het speenkruid stond al begin februari in bloei, zo vroeg heb ik dat nog nooit geweten. Wat mij ook verontrustte is dat er vorig jaar zo weinig bijen waren dat veel bloemen gewoon niet bestoven waren. We hebben daardoor niet één appel of kers in onze tuin gehad. Tijdens droge zomers heb ik ook al meegemaakt met cursisten dat we in een wildplukgebied waren en alleen maar stervende planten vonden. Ik had daar foto’s van gemaakt en die op instagram gepost, je kan je de hoeveelheid bagger die ik over mij heen kreeg niet voorstellen. Terwijl ik dacht: komaan, dit is toch overduidelijk.

Anderzijds geeft het ook wel weer opportuniteiten. Neem nu heel dat verhaal over invasieve exoten, ik ben geneigd om daar anders over te denken. Die planten doen het perfect in het klimaat dat we over vijf, tien of twintig jaar zullen hebben, ze zijn al veel beter aangepast dan onze inheemse planten. En ik wil ook niet meteen een Japanse duizendknoop in mijn tuin, maar hier in Gent heb je bijvoorbeeld de stadsecoloog die samen met zijn broer de Ginderella maakt, een gin op basis van ondere andere Japanse duizendknoop. Verder is er al een bedrijfje dat er vezelplaten van maakt. Japanse duizendknoop is heel goed in het aanmaken van veel biomassa op korte tijd en heeft ook gezondheidsvoordelen. Ook de reuzenbalsemien, nog zo’n exoot, staat hier in grote aantallen.

Op zo’n momenten zeg ik tegen mijn cursisten: nu mag je doen alsof het uitverkoop is, laat je volledig gaan, je mag alles plukken. Ik vind dat we collectief te weinig kijken naar de mogelijkheden van die planten. Wanneer ik hoor over dat grote plan voor de kustlijn, alle duinen af te graven, alle exoten eruit te halen en met inheemse planten opnieuw te beginnen: dat is heel megalomaan en geldverslindend en ik vrees dat het een verloren strijd is. De vraag is ook: wat is inheems? Vanaf wanneer begin je te tellen, vanaf de laatste ijstijd of vanaf vijfhonderd jaar geleden? Mensen zeggen soms: ik wil een tuin met alleen inheemse planten, maar dat is zo relatief. Als we het hebben over groenten: wij eten heel veel vruchtgewassen en die komen bijna allemaal uit twee families, de komkommerfamilie en de nachtschadefamilie. Bijna al die planten komen van het Amerikaanse continent. Dat wil zeggen dat we daarvoor vooral bladgroenten aten, en verder hadden we rapen, radijzen en kolen, maar zelfs aardappelen hadden we niet en dat is nog maar 500 jaar geleden. Dus ja, wat is inheems?

We denken heel vaak in hokjes, niet alleen over wat inheems is, maar ook over wat zogenaamd waardevol is en wat niet. Voor mij is zevenblad niet echt anders dan savooikool. Wanneer ik zo’n kapotgespoten maïsveld zie en errond allemaal melganzevoet, brandnetel, zevenblad en rode klaver, dan denk ik wel eens: er staat meer voedingswaarde rond dit veld dan erop.

Hebben die waarde-oordelen ook te maken met het feit dat wilde planten er zomaar staan? Je hebt er geen moeite voor gedaan om ze te kweken?

Ik weet niet wat het mechanisme is. Voor wildplukken moet je ook moeite doen. Er kruipt best wel wat tijd in en heel vaak is het repetitief werk: kastanjes inkerven om te poffen, weegbreezaadjes ritsen en door een zeef halen, blad fijnstampen. We hebben dat soort werk nog maar heel weinig in het dagelijks leven en het is eigenlijk heel meditatief. Anderzijds hebben we fidget spinners om kinderen rustig te houden.

In de eerste les van mijn cursus laat ik de deelnemers kruidenzout maken en ik laat ze dat altijd met de vijzel doen. Dan hoor ik wel eens dat dat toch ook met een blender kan. Maar ik wil ze met die vijzel tussen hun benen zien stampen. Het doet iets met mensen, die geur komt vrij en het zorgt ervoor dat ze direct middenin de bereiding zitten.

Ik weet dat er organisaties zijn die vinden dat we mensen moeten weghouden uit de natuur om ze ongerept te houden en ik geloof ook dat er gesloten natuurreservaten moeten zijn, maar de echte ziekte van deze tijd vind ik dat mensen niet meer het besef hebben dat ze onmogelijk los kunnen staan van de natuur. Ze zeggen: ik voel mij niet verbonden, en dan zeg ik: elke keer wanneer je ademhaalt ben je afhankelijk van planten en fytoplankton. Dat is de basis.

Vanuit welke waarden doe jij wat je doet?

(Denkt even na). Liefde! Ik kan dat niet anders benoemen, liefde voor de mens en liefde voor de planten, daar komt het eigenlijk op neer. Dat klinkt heel melig misschien, maar toch is het zo. Liefde en een gevoel van eenheid, maar die twee hangen heel sterk samen. Ook vrijheid en verbondenheid. Vaak lijken dat tegengestelde termen, want als je verbonden bent, hang je vast aan een ander. Maar als je bijvoorbeeld verbonden bent met planten, voel je je heel vrij. Je staat veel onafhankelijker ten opzichte van alle systemen en waarden die niet de jouwe zijn. Wat ik ook ervaren heb: als je veel wilde planten eet, verwilder je zelf ook een stukje. Soms ben ik me daar heel bewust van, het botst dan een beetje wanneer ik plots een grote-mensen-ding moet doen. Iets gaan ondertekenen bij de notaris, ik zeg maar wat. Dan maak ik van tevoren bewust de beslissing: ik heb die afspraak, ik ga drie dagen van tevoren alleen maar supermarkteten eten. Gezonde dingen, maar ik weet van mezelf dat als ik dat niet doe ik me niet burgerlijk kan gedragen. Dan zou ik misschien op blote voeten bij die notaris aankomen. Wanneer ik veel wilde planten eet, voel ik me een stuk dierlijker worden, mijn zintuigen worden ook scherper. Ik zou het dan echt ondraaglijk vinden om in zo’n steriele notariskamer te zitten. Ik heb er al met andere wildplukkers over gepraat en er zijn er nog die dat ervaren. Dan denk ik: wat zou er gebeuren met de wereld als iedereen wat meer wilde planten at en een stukje zou verwilderen?

Heb je specifieke dromen die je graag wil verwezenlijken?

Sinds vorig jaar heb ik een nieuwe taktiek aangenomen. Vroeger toen ik een idee had, dacht ik: tof, maar dat durf ik eigenlijk helemaal niet. Nu denk ik: ik ga niet wachten tot ik het durf, ik doe het gewoon. Mijn podcast bijvoorbeeld: ik heb er al zo veel leuke momenten door gehad en zoveel fijne reacties gekregen. Pas tegen de zesde aflevering geloofde ik dat ik het kon.

Ik heb recent een signature keynote gemaakt, zoals dat heet, over wat ik de wereld echt wil vertellen over wildplukken, en die gaat binnenkort in try-out, op 4 juni. Ik richt me daarin tot mensen die nog niet bezig zijn met het hele verhaal. Ik vind het heel eng, maar ik ga het echt doen. Misschien heeft het wat te maken met 45 worden, het is geen midlife-crisis want ik voel me goed in mijn vel, maar wel: dit wil ik. Mijn moeder is gestorven op haar 67e en ik ben zelf ook al een keer dicht bij de dood geweest, dus ik ga heel bewust om met mijn tijd.

Ik denk dat we nood hebben aan mensen die van zich laten horen, ook buiten hun community. Ik vind het bijvoorbeeld heel jammer dat voedingsdeskundigen doorgaans niks afweten over de voedingswaarde van wilde bladgroenten. Ook in het onderwijs zijn er gemiste kansen. Ik vind het schandelijk dat er geen enkele basale plantenkennis meegegeven wordt aan leerlingen. Ze moeten landen, gebergten en rivieren kennen, maar niet de planten die ze dagelijks voorbijfietsen op weg naar school. Bij biologie leren ze hoe een plant aan fotosynthese doet, wat zijn kelk- en kroonbladeren, maar om die soorten gaat het niet. Leer ze de basis: paardenbloem, brandnetel, weegbree, vogelmuur, kleefkruid. Vijf planten die heel gemakkelijk te herkennen zijn en waar je allerlei dingen mee kan doen. Maar die verbinding met onze leefwereld is zoek. Het is alsof je in een stad rondloopt waar geen straatnaambordjes hangen, en je moet je weg zoeken. Je kan niet weten waar je bent. Zo zet je kinderen in de wereld als ze niets over planten weten.

Kan je nog iets vertellen over medicinaal gebruik van wilde planten?

Dat is in België een moeilijk verhaal. We mogen wel zeggen dat we een keelpijntje, een brandnetelprik of een wespensteek behandeld hebben met planten. Dat soort onschuldige EHBO is ok, maar verder mag het niet gaan. Ik deel daarover altijd een persoonlijk verhaal met mijn studenten. Een aantal jaar geleden heb ik mijn hand zwaar verbrand en terwijl ik mijn hand onder de kraan hield dacht ik: deze hand zoals ze altijd geweest is, krijg ik nooit meer terug. Het was alsof ik afscheid nam van mijn hand. Er was een zoveelste opflakkering van corona, ik zag het niet zitten om naar de spoed te gaan en besloot dat ik het zelf zou oplossen. Die beslissing zou ik nooit voor een ander gemaakt hebben, maar voor mezelf zag ik het als zelfbeschikkingsrecht. Ik had geen Sint-Janskruidolie meer in huis, maar wel duindoornolie. Ik wist dat die gebruikt wordt bij vrieswonden en bij brandwonden door bestraling bij kanker. Met verder opzoeken ontdekte ik dat duindoornolie in andere landen ook in brandwondencentra gebruikt wordt. Ik ben beginnen smeren en ik heb mijn hand teruggekregen, je ziet geen verschil meer tussen beide. Wanneer ik nu naast een duindoorn sta en er uitleg over geef, voelt dat als een heel andere relatie met die plant. Onze voorouders gebruikten planten ook bij ernstiger kwalen, en dat werkte niet altijd, maar soms wel. Beeld je in dat je in zo’n wereld leeft, dan heb je toch een totaal andere band met planten?

Een Taiwanese vriend vertelde me eens: ‘Bij jullie worden kruiden gebruikt bij kleine kwaaltjes en als het ernstiger is, ga je naar de dokter. Wij Aziaten durven wel eens een westers paracetamolletje te gebruiken, maar wanneer we ernstig ziek zijn, denk Parkinson of kanker of multiple sclerose, dan gaan we naar onze kruidengenezers.’ Dat is een totaal ander paradigma. Het kan veel meer complementair. Er zijn intussen al veel robuuste wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat planten echt kunnen werken. Het zijn chemische fabriekjes met actief werkende stoffen.

Een tijdje geleden vroeg een uitgever me om wat redactiewerk te doen voor een vertaling van een Engelstalig boek. Het is geschreven door een duo neurowetenschappers, moeder en dochter, allebei ook herborist. Het gaat over planten voor de geest. Ik moest nakijken of de plantentermen en werkingsstoffen correct vertaald waren. Ik zei tegen de uitgever dat ik het een heel mooi en interessant boek vond, maar dat ze zich wel bewust moest zijn van de specifieke situatie in België. De meeste in dat boek vermelde planten zijn in Engeland vrij verkrijgbaar en enkele planten enkel op doktersvoorschrift. Dat kan je grofweg doortrekken naar Nederland, maar in België is 50 à 80 % van die planten verboden. De uitgever was geschokt door dat enorme verschil.

De lijst met verboden planten is in België veel langer dan in de ons omringende landen en dat is puur gebaseerd op theorie. Neem nu hondsdraf, in al onze buurlanden toegelaten, in België op de verboden lijst. Hondsdraf bevat een stof die levertoxisch is, maar pas in hele grote hoeveelheden. Iedereen die hondsdraf heeft geproefd weet dat het zo bitter smaakt dat je er sowieso maar een heel klein beetje van gebruikt. Als je er meer van probeert te eten ga je kokhalzen. Er is ook nog nooit een hondsdrafvergiftiging geweest in ons land. In Duitsland kan je perfect een limonade drinken met hondsdraf erin, maar België is er buitengewoon voorzichtig in.

Er zit trouwens ook geen logica in de verbodslijst. Sommige planten zijn verboden omdat er alkaloïden inzitten, terwijl koffie tjokvol alkaloïden zit, maar koffie kan je niet verbieden want dan staat het hele land op z’n kop. Onze cijfers voor mentaal welzijn zijn heel slecht, en we slikken heel veel antidepressiva. Ik begrijp dat ze soms de beste oplossing kunnen zijn, maar het zou ook anders kunnen. Als artsen die kennis hadden, zouden ze kunnen zeggen: we proberen het eerst met saffraanextract en als dat niet werkt, zoeken we verder.

Dat de lijst met verboden planten zo uitgebreid is, stelt mij ook voor uitdagingen in mijn cursussen. Ik maak heel duidelijk dat de letter van de wet zegt dat je ze niet mag verwerken in voedingsmiddelen bestemd voor de markt. Maar ik wil die planten niet zomaar afschrijven. Ik wil het verhaal erover levend houden, anders raken ze helemaal in ongebruik en dat zou jammer zijn. Liefst doe ik dat genuanceerd en in detail. Daarom kies ik ervoor om alleen nog jaaropleidingen te geven over wildplukken, op die manier zien cursisten doorheen het jaar alle stadia van een plant en kan ik bepaalde boodschappen telkens weer herhalen.

Het blijft voor mij wel een én-énverhaal. Sommige van mijn cursisten weten best veel over geneeeskrachtige kruiden, zweren daarbij en kunnen mensen die wel medicatie gebruiken echt zitten bashen. Maar er zijn genoeg mensen, en die heb ik ook soms in mijn groepen, die allerlei dingen geprobeerd hebben die niet werkten, die levensnoodzakelijke medicatie nemen en niet zonder kunnen. We oordelen allemaal soms wat te snel. Ik ga er van uit dat iedereen voor zichzelf afgewogen keuzes probeert te maken, net zoals ik dat zelf ook doe. We mogen in dat opzicht wel wat milder voor elkaar zijn.

One thought on “Op blote voeten naar de notaris

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.