Waarom je ‘The Biggest little Farm’ moet zien

Vandaag komt ‘The Biggest little Farm’ uit in de Belgische bioscopen. Wij zagen ‘m in avant-première en hebben alvast één kort samen te vatten tip: ga kijken!

John en Molly Chester wonen op een krap appartement in Los Angeles, hij maakt documentaires, zij is chef-kok en blogger. In 2010 gooien ze hun leven radicaal om: ze kopen een eind buiten de stad 80 hectare kurkdroge, verwaarloosde landbouwgrond en dromen over duurzaam voedsel kweken in harmonie met de natuur. Zonder al te veel voorkennis en met beperkte middelen storten ze zich in het avontuur. Gelukkig komen ze Alan York op het spoor, een bedreven consultant in biodynamische landbouw die hen met raad en daad bijstaat. Hij wijst op het cruciale belang van natuurlijke bodemverbetering en composteren en pleit aan één stuk voor zoveel mogelijk diversiteit. Wanneer John en Molly voorzichtig met 3 soorten fruitbomen willen starten, raadt hij aan om in één keer tientallen soorten aan te planten. Na een jaar – en met hulp van toestromende vrijwilligers – lijkt het voorheen barre land al op een groene oase onder de blakerende Zuid-Californische zon. De bodem die eerst uit stoffige harde kluiten bestond is nu rul en vol leven. 
 
Wie denkt dat dit het zoveelste te-mooi-om-waar-te-zijn-verhaal wordt over twee mensen die uit de rat race stappen en in een mum van tijd een paradijs op aarde scheppen: dat is het – gelukkig! – niet. Je krijgt als kijker een weliswaar gemonteerd en geënsceneerd, maar toch ook realistisch beeld van wat er in jaar 2, 3, 4 en volgende van het project gebeurt. Op de diversiteit aan gewassen komt al gauw een hele schare ongewenste dieren af: van slakken en bladluizen die zich te goed doen aan al het groen, spreeuwen die de perziken aan stukken pikken, ratten die boomwortels doorknagen tot coyotes die herhaaldelijk slachtpartijen onder de kippen aanrichten. Iets minder principiële landbouwers zouden meteen een heel arsenaal aan bestrijdingsmiddelen inzetten, maar John en Molly houden vast aan hun droom van harmonie. Zonder dat in de hele documentaire ook maar één keer het woord permacultuur valt, passen ze enkele principes ervan consequent toe: een stap terug zetten en observeren, verandering accepteren en erin meegaan, elk onderdeel van het systeem zo efficiënt en multifunctioneel mogelijk inzetten. Ze kunnen niet langer rekenen op de steun van hun trouwe consultant en intussen vriend Alan, maar ook zonder hem ontdekken ze dat het ene dier de populatie van het andere in een gezond evenwicht kan houden. Mettertijd vinden ze zelfs een manier om de coyoteroedel in de buurt op te nemen in het ecosysteem dat ze hebben gecreëerd. 
 
Je kan ook kritiek hebben op The Biggest little Farm. Zo wordt het houden van dieren en de verkoop van dierlijke producten – niet alleen eieren maar ook vlees – niet verantwoord of in vraag gesteld. En hoe het financiële plaatje blijft kloppen terwijl er de eerste jaren toch bitter weinig geld in het laatje lijkt te komen, komt evenmin aan bod.
 
Los daarvan zijn er meer dan genoeg redenen om naar deze docu te gaan kijken. De creatieve aanpak, de humor en zelfrelativering, de prachtige natuurbeelden, en misschien nog het allermeest: een positief en hoopgevend voorbeeld dat landbouw echt anders kan. Met geduld, respect voor alle mogelijke levensvormen en inventiviteit kunnen volledig verstoorde ecosystemen weer gezond en levenskrachtig worden. Dat is niet min als boodschap in ecologische crisistijden. Tot slot kan je The Biggest little Farm ook beschouwen als een aanzet voor elk van ons om na te denken wat we zelf kunnen doen.  Als vele kleine lapjes grond en privé-tuinen al maar een beetje lijken op de oase van John en Molly, kan dat een enorm verschil maken.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.